Interview Erika Bianchi - Hebban.nl
Hebban.nl, Interviews

Erika Bianchi vertelt eerlijk verhaal over moederschap

Interview Erika Bianchi - Hebban.nl

‘Wij zijn niet als hagedissen’ luidt de veelbelovende titel van Erika Bianchi’s nieuwe roman. De Italiaanse schrijfster vertelt in haar nieuwe boek het verhaal van Zaro Checcacci, monteur van de Italiaanse wielerploeg, en de jonge Franse serveerster Lena, die elkaar ontmoeten in 1948. Negen maanden later wordt Isabelle geboren, maar Zaro ontkent het vaderschap. Als Isabelle jaren later zelf kinderen krijgt, blijkt het moederschap niet voor haar weggelegd. Hebban.nl interviewde Erika Bianchi over de bijzondere titel en vorm van haar roman, stereotypen over moederschap en – natuurlijk – schrijven en lezen in tijden van corona. 

Wij zijn niet als hagedissen is geen gewone roman: het boek begint met de epiloog. Deze bijzondere vorm heeft alles te maken met de titel, legt Erika Bianchi uit. ‘In Nederland zie je het misschien nooit, maar hagedissen verliezen hun staart als ze zich bedreigd voelen. Als een roofdier achter hen aanzit, valt hun staart eraf ter afleiding. Enige tijd later groeit op het breekpunt een nieuwe staart aan, vaak al binnen een paar weken. De letterlijke vertaling van de Italiaanse titel is “het tegenovergestelde van hagedissen”, waarmee ik naar ons, mensen, verwijs. Als wij iets of iemand verliezen, is het voor altijd. De omgekeerde chronologie van mijn boek – het begint met de epiloog en eindigt met de proloog – is een soort tegengif tegen de hopeloosheid van dat definitieve verlies. Sommige personages die aan het begin van het boek verdwenen of overleden zijn, komen later in het boek tot leven. Dus het ’tegenovergestelde’ uit de titel, verwijst naar het achterwaartse tijdverloop in het verhaal.’

Het leven is als fietsen

Het verhaal in Wij zijn niet als hagedissen staat of valt met fietsen: fietsen loopt als een wankele rode draad door de roman. ‘Ik heb geen specifieke interesse in fietsen,’ zegt Bianchi. ‘Mijn verhaal is om de personages heen gebouwd. Het boek ontstond doordat ik werd ‘bezocht’ door deze imaginaire gasten, op een andere manier kan ik het niet omschrijven. Ik kreeg een goed idee en mijn hoofd stroomde vol met gedachten over deze personen die er een minuut geleden nog niet waren. Ze waren er überhaupt nog niet, nergens. Maar toen ze er eenmaal waren, vulden ze mijn gedachten, ik zag hen, hoorde hen, een paar dagen later kende ik hun geur en wist ik wat hun namen zijn, ik wist wat voor werk ze doen, wat hen frustreert of juist tevredenstelt, of ze boos zijn of gelukkig. Sinds de dag dat deze personages zich aan me opdrongen zijn ze zichzelf, ze maken geen enkel compromis.’

‘Mijn roman begint met een 17-jarige jongen uit Toscane en een 15-jarig meisje uit Noord-Frankrijk, in de periode net na de Tweede Wereldoorlog. Ze checkten in in mijn hoofd, alsof het een hotel was. Het enige wat ik op dat moment wist, was dat ze elkaar moesten ontmoetten omdat het de ouders waren van de hoofdpersoon uit mijn verhaal. Hoe konden twee arme tieners uit verschillende landen elkaar ontmoeten, in de periode net na een oorlog? Het antwoord was de Tour de France. Ik heb alles eromheen bestudeerd: de epische fietsers uit die tijd, de grote internationale races, de sociaal-politieke implicaties. Ik ontdekte een wereld die perfect bij mijn verhaal paste. En bovenal is fietsen een geweldige metafoor voor het leven.’

Lees het hele interview op Hebban.nl