Bijna niemand heeft nog nooit gehoord van ‘De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween’. Het debuut van de Zweedse schrijver Jonas Jonasson bracht hem wereldfaam van Jezus-achtige proporties. Een zware last om te dragen, zo zegt hij zelf, maar toch weerhoudt dat hem er niet van om rustig verder te schrijven. De net verschenen roman ‘Zoete Zoete Wraak BV’ is alweer zijn vijfde boek. Hebban.nl stoorde hem met een videocall tijdens een ochtend op de golfbaan (‘Shit, did we have an appointment?’) en vroeg hem naar roem, wraak en – natuurlijk – humor.
Tien jaar wereldfaam
‘”Al tien jaar een wereldwijd fenomeen”, zo market mijn Zweedse uitgever me tegenwoordig. Ik zie mezelf helemaal niet zo, dus het is een zware last om te dragen. Ik denk, na het tien jaar lang te hebben ontkend, dat er toch wel iets van de honderdjarige Allan in mij zit: namelijk dat ik niet te veel verwacht van het leven. Ik laat me eerder meevoeren door de flow. Eigenlijk ben ik maar zelden onder de indruk van mezelf.’
‘Ik woon op een verlaten eiland in de Oostzee, op Gotland. Ik heb er bewust voor gekozen om geen deel uit te maken van de high society van Stockholm, met de rode lopers, tv-shows en media-aandacht. Op mijn eiland ben ik gelukkig nog altijd redelijk incognito gebleven. Maar als ik op reis ga om mijn boek te promoten, is het een ander verhaal. In Korea, bijvoorbeeld, verander ik in een soort Mick Jagger. Ze komen me ophalen met een limousine, laten me in enorme suites slapen, mensen staan uren in de rij om een gesigneerd exemplaar van mijn boek te bemachtigen.’
‘Een honderdjarige vrouw uit Canada schreef me – heel flirterig – dat ze zelf uit haar raam wilde klimmen om me op te zoeken. Maar ze woonde op de derde verdieping, dus dat ging niet. In Korea stond ik op een podium om voor te dragen en vooraan stonden gillende jonge vrouwen, die een bord omhooghielden met de tekst “u bent heel knap”. Ze hielden het op z’n kop, maar goed… Het is heel surrealistisch allemaal, want ze willen me ook aanraken. Of iets persoonlijks tegen me zeggen. Een keer wilde een vrouw zelfs dat ik haar zou zegenen, alsof ik een soort Jezus was, omdat ze aan kanker leed. Het voelt heel vreemd, maar gelukkig duurt zo’n promotietour maar tien dagen en kan ik daarna weer naar huis. Ik zou niet voor altijd een Mick Jagger willen zijn, met continu de spotlights op me gericht. Dan moet je wel je realiteitszin verliezen op een gegeven moment.’