Eind 2012 ‘stormde hij de Nederlandse literatuur binnen’ met zijn debuut Eus en nu, ruim drie jaar later, krijgt hij lovende recensies over zijn tweede roman. Hij is dan ook weer volop in de media en niet in de laatste plaats omdat hij op het punt staat vader te worden. Özcan Akyol (1984) staat Hebban te woord over zijn nieuwe roman ‘Turis’, vaderschap en boeken die je gelezen moet hebben.
Özcan, je staat écht op het punt om vader te worden. Is het toeval dat je nieuwe roman op ongeveer hetzelfde moment verschijnt?
Het is een ongelukkige planning, voor zover je daarvan kan spreken. Met het boek was ik natuurlijk al lang bezig en het had eigenlijk in november moeten verschijnen. Ik was echter nog niet helemaal tevreden en heb daarom extra tijd genomen voor redactie. Toen bleek het opeens samen te vallen, het was vooral een wat ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Je nieuwe semi-autobiografische roman, Turis, gaat over je eigen vader. Je komt tot de conclusie dat je angstig veel op hem lijkt. Probeer je, nu je zelf op het punt staat vader te worden, er alles aan te doen om niet op hem te lijken?
Het is zeker niet zo dat ik me erin berust. Het is eerder zo dat ik me op een bijna obsessieve manier aan hem spiegel, bij alles vraag ik me af of het van hem af komt of dat het iets van mezelf is. Mijn vader heeft altijd een prominente rol in mijn leven gespeeld: tot tien jaar geleden was dat een fysieke rol, maar na die tijd een literaire rol. Ik ben me ervan bewust dat er sprake is van genetica, bijvoorbeeld karaktereigenschappen waar je nooit helemaal van af komt. Maar het is wel mijn ambitie om een leuk en mooi iemand te worden. Mijn vader was echter iemand die niet aardig was, dus ik zou nooit willen eindigen als hem. Juist omdat ik nu zelf vader word, kijk ik heel erg goed om me heen hoe andere mensen dat doen. Ik wil mezelf in de spiegel kunnen aankijken en zeggen: ‘Ik heb misschien verkeerde dingen gedaan, maar mijn intenties waren altijd goed.’
Dat observeren – kijken hoe andere mensen het vaderschap invullen, bijvoorbeeld – is vast niet alleen van de laatste tijd?
Tijdens het schrijven van deze roman ging ik flashbacks uit mijn jeugd terughalen. En ik realiseerde me dat ik altijd al sterk heb geobserveerd. Mijn broers en ik moesten vroeger altijd op onze hoede zijn, bij ons in huis liep die volslagen onberekenbare vader rond waardoor je nooit wist wat er kon gebeuren. Als ik bijvoorbeeld televisie keek, keek ik niet alleen televisie, maar vooral veel om me heen. Ik wilde niet verrast worden, immers kon alles wat ik deed uitdraaien op een nieuw conflict. Deze houding, van altijd op mijn hoede zijn, heeft in mijn latere leven in mijn voordeel gewerkt. Nu kijk ik als schrijver om me heen, ik probeer mensen te ontleden en te begrijpen en dat kan ik toepassen op mijn personages. Dus mijn ‘talent’ om te observeren, is eigenlijk noodgedwongen in mijn jeugd ontstaan.
Lees het hele interview met Özcan Akyol op Hebban.nl