
De Duitse auteur Takis Würger veroorzaakte met zijn roman Stella de grootste literaire storm die zijn thuisland in tijden heeft gekend. Hij zou de Holocaust bagatelliseren, hij zou feit en fictie te sterk met elkaar verweven hebben en de schuld zou niet zozeer bij de schuldigen gelegd worden. Toch is Stella een bestseller in Duitsland, wordt het in verschillende talen vertaald en verschijnt deze week de Nederlandse editie. ‘Ik geloofde in het verhaal, dus ik moest het opschrijven.’
Door Wilke Martens, auteursfoto ⓒ Sven Doring
Stella Goldschlag, de joodse vrouw die andere joden verried in de ijdele hoop haar ouders te redden van deportatie naar een concentratiekamp. Wanneer kwam jou dit – overigens waargebeurde – verhaal voor het eerst ter ore?
‘Dat was zo’n drie jaar geleden, toen ik de musical Cabaret bezocht. Een vriend van me danste in de musical. Het was een warme zomerdag in Berlijn, we zaten na de voorstelling nog even buiten. Ik vertelde hoe fascinerend ik het verhaal vond, omdat schoonheid en verschrikking zo dicht bij elkaar liggen. Het verhaal ging niet zozeer over de liefde, maar meer over de dood. Toen vertelde mijn vriend over Stella Goldschlag, het verhaal uit Cabaret herinnerde hem aan dat van haar. Zij kreeg van de nazi’s die onmogelijke keuze: collaboreren of haar ouders afgevoerd zien worden.’
Wat had jij gedaan?
‘Het is een vraag die ik nooit zou kunnen beantwoorden. Zonder zelf in die situatie te verkeren, kun je daar geen zinnig antwoord op geven. De keuze wordt gemaakt uit angst voor je eigen leven, dat van dierbaren. Wel vind ik het belangrijk om hierover na te denken en om je te realiseren dat mensen voor dit soort keuzes hebben gestaan. Zoiets mag nooit meer gebeuren.’
In je epiloog schrijf je over je agente, die dacht ‘niet weer een boek over ’42’. Waarom heb je toch doorgezet?
‘Als schrijver moet je naar jezelf luisteren: alleen jij kan bepalen wat je moet schrijven. Het deed me aan de volgende metafoor denken: twee schrijvers lopen over het strand. De een klaagt dat alles al geschreven is; er is niets meer om over te schrijven. De ander zegt dan: ‘Kijk, de laatste golf’. Deze metafoor vond ik exemplarisch hiervoor. Ik geloofde in het verhaal, dus ik moest het schrijven.’
Je schreef het, Stella werd gepubliceerd en vervolgens veroorzaakte het de grootste literaire storm die Duitsland in tijden gekend heeft. Wat gebeurde er?
‘Of lezers vonden het fantastisch, óf ze haatten het. De ene grote Duitse tv-zender riep het uit tot boek van de maand, terwijl een andere grote krant het ‘het grootste dieptepunt uit de naoorlogse Duitse literatuur’ noemde. Het was een unieke situatie.’
Wat deed dat met je?
‘Kijk, als ik schrijver was geworden om geliefd te worden en alleen maar feelgoodboeken zou schrijven, dan zou het hartverscheurend zijn. Maar Stella is geen feelgoodroman, ik wil dat mensen erover nadenken. Ik ben dus niet verbaasd over het feit dat er debat is, maar wel over de hardheid ervan. Een recensent schreef bijvoorbeeld dat mijn onderzoek niet op orde was, terwijl ik tweeënhalf jaar aan dit boek heb gewerkt. Ik heb tientallen boeken gelezen over de jaren veertig in Berlijn, ik heb archieven doorgeploegd, ik heb alle dossiers over Stella gelezen die ik kon vinden, ik heb Auschwitz bezocht, ik ben naar Israël gegaan om met overlevenden te praten die in die tijd in Berlijn woonden, ik heb samengewerkt met historici. Dus dat soort kritiek raakt me wel, deze recensent weet gewoon niet waar hij over praat.’
Ondanks al het onderzoek, werd je kwalijk genomen dat je feit en fictie té veel door elkaar haalde.
‘Ook dat begrijp ik niet. Het is een literair middel, dat heb ík niet uitgevonden. Al eeuwen verweven schrijvers feit en fictie met elkaar, waarom zou ik dat niet mogen? Het is voor mij juist een manier om het onderwerp van de Holocaust weer op de agenda te krijgen. En dat is hoognodig. Van de tien schoolkinderen weten er vier niet wat Auschwitz is. Het is van groot belang om die poort naar het onderwerp te openen. Een roman kan dat doen.’
Is dat waarom je gekozen hebt voor het liefdesverhaal, zodat het toegankelijk is?
‘Ik hoop dat mijn boek werkt als een Paard van Troje. Het gaat over de misdaden van het naziregime, maar het duurt even voordat de lezer zich daar bewust van wordt. Je identificeert je met deze naïeve Zwitser, die op zoek gaat naar waarheid. Pas na honderd pagina’s kom je erachter dat het verhaal eigenlijk over liefde en dood gaat, dat het over onze voorouders gaat, zowel die van de slachtoffers als de daders. Het is onze verantwoordelijkheid om te herinneren. Literatuur is daar een goede manier voor.
Er werd me ook gevraagd waarom ik niet voor een fictionele naam gekozen had in plaats van haar Stella te noemen. Ik was geïnspireerd door haar als persoon. Ik wilde mensen eraan herinneren hoe meedogenloos de nazi’s waren. Als ik voor een fictionele naam gekozen had, zou iedereen het als pure fictie lezen. Dan zou niemand Stella gegoogeld hebben om op te zoeken wat haar ware verhaal is. Dan zou niemand zich Stella herinneren. Ik vraag me af: is het dan beter om haar niet te herinneren?’