Wie aan motorrijden in Noord-Thailand denkt, heeft dan meestal de klassieke Mae Hong Son Loop vanaf Chiang Mai in gedachten. Ik kies dezelfde startplaats, maar sla een andere weg in. Op ontdekkingstocht langs de hoogtepunten van de Golden Triangle.
‘One is down, two is up’, zegt de man van het verhuurbedrijf als ik op de motor stap. Ik kijk hem verbaasd aan, zou hij echt denken dat ik niet weet hoe de versnellingen werken? Ik vrees het ergste. Het enige wat me werd gevraagd was geld en mijn paspoort als deposit, wat gebruikelijk is bij het huren van een voertuig. Enig bewijs van rijvaardigheid is kennelijk van ondergeschikt belang. ‘Yes, I know’, antwoord ik, alsof het iets uitmaakt, en ik start de Yamaha MT-03. Deze naked bike van 320cc zal me de komende dagen naar het bergachtige noordelijkste deel van Thailand brengen.
Om te wennen aan het links rijden, Thailand heeft de verkeersregels van de Britten overgenomen, al is het land – als enige in Zuidoost-Azië – nooit gekoloniseerd geweest, besluit ik eerst de omgeving van Chiang Mai te verkennen. In de vroegere hoofdstad van het Lan Na Koninkrijk zijn talloze oude tempels en stupa’s te vinden, vaak verscholen achter grijze nieuwbouw. Maar de beroemdste boeddhistische tempel van Chiang Mai, de Wat Phratat Doi Suthep, ligt zo’n 15 kilometer uit de stad, op 1060 meter hoogte. En ik kan niet wachten om de eerste bochten te nemen, al moet ik eerst de drukke stad uit zien te komen. De wegen worden bevolkt door grote 4WD’s en scooters zoeven links en rechts aan ze voorbij. Bij de talloze stoplichten dromt alles samen en met een temperatuur van meer dan 30 graden, zwetend in je motorpak en uitlaatgassen inademend, lijkt het wel een kolencentrale.
Gelukkig blijkt iedereen een andere kant op te moeten en rijd ik niet veel later zowat alleen de Doi Suthep op. De schaduw van de jungle geeft de nodige verkoeling als ik door de bochten zoef. Om diezelfde reden is de route populair onder Thaise wielrenners, dus schrik niet als er een klein peloton voorbijkomt. Eenmaal bij de tempel aangekomen, blijkt een hele reeks toeristenbussen reeds gearriveerd. Ondanks dat honderden toeristen de 305 treden naar de tempel beklimmen, weerhoudt dat de lokale bevolking er niet van om te komen bidden. Het is een vreemd contrast: de vrome Thai die Boeddha eren met bloemen en wierook, tegenover luidruchtige Chinezen die druk in de weer zijn met hun selfiesticks.
Bergen, bos & bochten
De volgende dag ben ik er klaar voor om kilometers te maken: deels voert mijn route langs dorpen en rijstvelden, maar het meest kronkelige stukje gaat dwars door het Chae Son National Park. Hoewel er duidelijk een bord stond, is de afslag naar Chae Hom nauwelijks zichtbaar. Bij nadere inspectie blijkt de weg parallel te lopen aan de hoofdweg, maar ligt hij verscholen achter bosschages. Na een vreselijk scherpe bocht vervolgt de weg zich steil omhoog de bergen in. Ik zet me schrap voor deze onverwachte, maar veelbelovende omslag en schakel snel terug om de berg op te komen. Op een enkel dorpje na, zijn het alleen maar bergen, bos en bochten op deze weg. Als ik al had geprobeerd het aantal bochten te tellen, was ik de tel kwijtgeraakt. Het uitzicht is adembenemend en er zijn enkele uitzichtpunten waar je veilig kunt stoppen om foto’s te nemen.
De tweede helft van de kronkelroute naar Phayao, loopt voor een deel door het Doi Luang National Park. Ik weet niet of het komt door de hoogte of door het miezerige weer, maar plotseling beland ik in een dichte mist. Het zicht is zo slecht dat ik de truck waar ik achter beland niet kan inhalen. Maar zodra de afdaling inzet, lijkt het of ik een natte, koude wolk uitrijd.
Phayao blijkt een slaperig plaatsje, waar alleen in de zomer veel Thaise toeristen komen om aan het meer te vertoeven. Behalve een biertje drinken en dineren in een van de visrestaurants, is er niet veel te doen. Als ik de volgende ochtend over de boulevard wandel, vang ik een glimp op van het lokale leven. Een groepje mannen zit rustig te vissen: een van hen heeft zelfs een autostoel op zijn scooter met zijspan gemonteerd. De ultieme vismobiel blijkt te werken, want hij heeft beet. ‘Only a small one’, zegt de visser, als ik dichterbij kom om de vangst te bekijken. ‘My name is Boat’, zegt hij vervolgens, alsof het de normaalste naam van de wereld is. En hij gooit de vis in zijn emmer.
Hoogtepunten langs de grens met Laos
Zodra ik de steile berg oprij naar Phu Chi Fa, staat een klein meisje in traditionele kleding op en begint te zingen. Het lijkt met tegenzin, want haar moeder spoorde haar aan. Ik herken het Thaise pophitje dat ze zingt, wat afbreuk doet aan de authenticiteit van haar optreden. Maar ja, wat weten die toeristen nu helemaal? Ik ploeter verder de berg op, ik heb spectaculaire foto’s gezien van de rots die scherp afsteekt tegen de hemel. Maar vandaag is de rots in grijze nevelen gehuld. Toch is het aangenaam om in de koele lucht rond te lopen, na uren op de motor is de stilte en wat beweging een welkome afwisseling. De rit van Phayao naar Phu Chi Fa wordt namelijk pas interessant als je via weg 1093 de bergen van het Phu Sang National Park inrijdt. De Phu Sang Waterfall die je op deze route tegenkomt, blijkt een populaire plek om te pauzeren. Verliefde stelletjes zwijmelen bij de waterval en Thaise gezinnen picknicken op het grasveld, terwijl hun kinderen in het water spelen.
Er zijn verschillende guesthouses bij Phu Chi Fa, maar ik rijd nog zo’n 75 kilometer verder naar Chiang Khong. In de avondschemer check ik in bij het Tamila Guesthouse, op de oever van de Mekong. Ik besluit nergens meer heen te gaan: het restaurant met uitzicht op de Mekong en Laos aan de andere kant, is de ideale plek voor een koel biertje na een lange rit.
Het noordelijkste puntje van Thailand
Een dag later vervolg ik de weg langs de Mekong, de natuurlijke grens met Laos, tot ik bij de Golden Triangle aankom. De omgeving van het drielandenpunt, je kijkt er uit over Thailand, Laos en Myanmar, is berucht vanwege de opiumproductie. Toeristen zijn met bussen tegelijk naar dit punt afgereisd, waardoor het wel at heeft van de Efteling. Je kunt op de foto met levensgrote beelden van olifanten, een boottochtje maken over de Mekong of selfies nemen bij een poort waardoor je de drie landen ziet. Ik besluit deze kermis snel achter me te laten en breng een bezoek aan de Opium Hall, zo’n vijfhonderd meter verderop, waar een uitgebreide expositie over de bloederige opiumoorlogen de Golden Triangle in een heel ander daglicht plaatst.
Enigszins ontdaan rijd ik later die dag Mae Sai binnen: het is niet duidelijk waar het plaatsje begint of wat het centrum is. Ik ben op zoek naar het Mae Sai Guesthouse, een ‘family run guesthouse’ dat er al dertig jaar zit, schijnbaar het eerste in de stad. Hoewel ik niet over de snelweg ben aangekomen, beland ik toch op de 1. Enigszins bezorgd rijd ik met het verkeer mee, aan het einde van de weg is de grens met Myanmar. Letterlijk. En een mogelijkheid om te keren lijkt er op deze highway niet te zijn. Terwijl ik bedenk hoe ik dit probleem ga oplossen, zie ik auto’s voor me links afslaan. Er loopt een weg dwars door de markt heen, waar zelfs een motorkledingwinkeltje zit. Niet veel later vind ik de smalle weg die naar het guesthouse leidt, het lijkt wel tegen de berg aangeplakt. Vanaf het balkon van mijn bungalow kijk ik uit over de Ruak: kinderen spelen in de rivier, terwijl ouderen vanaf de oever rustig een hengeltje uitwerpen. Het is gelukt, denk ik tevreden, ik heb het noordelijkste puntje van Thailand bereikt.
Vanwege waarschuwingen op mijn kaart over extreem steile wegen langs de grens met Myanmar, besluit ik de volgende dag highway 1 te volgen naar Chiang Rai. Onderweg neem ik de afslag naar Doi Tung, een 1.389 meter hoge berg. Hier begon de toen al hoogbejaarde prinses-moeder Srinagarindra in 1989 het Doi Tung Development Project om een alternatieve inkomstenbron te vinden voor de lokale bevolking: de Akha-stammen leefden voornamelijk van de illegale opiumhandel en verslaving was dan ook een groot probleem. Tegenwoordig verdienen de Akha’s hun geld met duurzaam verbouwde koffie.
Na een bezoek aan de botanische tuin en de Royal Villa – Srinagarindra bracht de laatste jaren van haar leven hier door vanwege het koelere klimaat – stap ik weer op de MT-03 en slinger ik de berg af. In Chiang Rai, zo’n 60 kilometer verderop, heb ik afgesproken met gids Kew. Onder het genot van een Singha-biertje maken we een plan om de volgende dag de highlights in de omgeving te verkennen. Als ik terugloop naar mijn guesthouse heeft zich een hele groep mensen verzameld rond de Clock Tower. Niet veel later slaat de gouden klok acht uur en begint er een spektakel van sprookjesmuziek en glinsterend licht. Ik gniffel bij het schouwspel: waarom houden Aziaten toch zo van kitsch?
‘Vroeger deed ik aan motorcross’, zegt Kew, die nog kleiner is dan ik maar de volgende ochtend zo een Honda Baja op springt. Bij het stoplicht moet hij schuin hangen om net met zijn tenen bij de grond te kunnen. We belanden op een smal weggetje dat door de jungle loopt. In de schaduw van de bomen is het koel en ik geniet van de tientallen tinten groen. Sommige bomen staan in bloei, waardoor de kleurenpracht alleen maar toeneemt. We belanden bij de Khun Korn Keaw waterval, waar we een stuk lopend verder moeten. Het is een uitdaging om in m’n stroeve, warme motorbroek over het junglepaadje de berg op te komen, maar eenmaal boven wacht je een mooie blik op de metershoge waterval.
Lang kunnen we niet blijven, want Wat Rong Khun lonkt, ofwel de White Temple. Het levenswerk van kunstenaar Chalermchai Kositpipat schittert in het middaglicht. Niet alleen door de kleur is deze tempel anders dan alle andere, ook door de vreemde kunstwerken: overal beelden van filmfiguren, lugubere in de leegte grijpende handen en bizarre muurschilderingen.
Totaal overdonderd stap ik weer op de Yamaha en we rijden door naar Baan Dam, Black House, gecreëerd door de Thaise kunstenaar Thawan Duchanee. Het hoofdgebouw ziet er al indrukwekkend uit, maar er schuilt een enorm terrein met kleinere gebouwen achter. Binnen worden allerlei duistere meubelstukken tentoongesteld: enorme stoelen gemaakt van waterbuffelhoorns en meterslange tafels met krokodillenhuid als tafelkleed.
We sluiten de dag af met een ritje naar de Choui Fong theeplantage. De attractie is vooral populair bij binnenlandse toeristen, die uitgebreid poseren tussen de theestruiken.
Checkpoints & takken
‘Farang (buitenlanders-red) worden nooit gecontroleerd’, zegt Kew, als ik hem vraag naar de verschillende checkpoints die ik onderweg ben tegengekomen. ‘Alleen af en toe een bus of truck.’ Als ik de volgende dag de laatste etappe van mijn reis afleg, word ik toch tegengehouden door een agent. Zenuwachtig houd ik halt en schuif mijn vizier omhoog. De agent vraagt me waar ik naartoe ga. Chiang Mai. Waar ik net vandaan kom. Chiang Rai. Waar ik nog meer ben geweest. Ik krijg de indruk dat hij gewoon een praatje wil maken en na enkele lofprijzingen op zijn prachtige land mag ik doorrijden.
Hoewel het met de gaten in de weg wel meevalt, zie ik niet veel later drie flinke takken op de weg liggen. Terwijl ik gas terugneem, vraag ik me af of het gestormd heeft. Maar als ik de bocht door ben, zie ik het al: de takken zijn als waarschuwing neergelegd. Een kleine truck ligt op zijn zij, duizenden sinaasappels zijn de berm ingerold. Gelukkig zijn de hulpdiensten al ter plaatse en voorzichtig vervolg ik mijn weg.
Na in een kleine week heel veel kilometers te hebben afgelegd over de kronkelige wegen van de Golden Triangle, kan ik wel wat ontspanning gebruiken. Ik besluit mijn tocht in stijl af te sluiten en rijd naar het Four Seasons Resort, net ten noorden van Chiang Mai. Een infinity pool met uitzicht op de rijstvelden, een jacuzzi en spa zijn precies wat ik nodig heb. Enigszins verbaasd wordt er gereageerd op mijn komst per motor, maar algauw verandert dat in vreugde als de valet ziet wat hij mag parkeren. ‘You’re cool!’, zegt hij en met een grijns sta ik de sleutel af.
Praktische informatie
Motor huren
Chiang Mai is de ideale uitvalsbasis voor een motortocht vanuit Thailand. Niet alleen omdat het gemakkelijk te bereiken is vanaf Bangkok, ongeveer anderhalf uur vliegen, maar ook omdat je er veel keus hebt aan motoren. POP Car rental heeft verschillende vestigingen en, in tegenstelling tot wat de naam suggereert, een enorme vloot aan verschillende motoren, veelal relatief nieuw. Als je voor meerdere dagen een motor huurt, kun je onderhandelen over de prijs en enkele honderden Thai Baht besparen.
Self-guided of guided tour?
De wegen in Thailand zijn over het algemeen erg goed en de bewegwijzering is zowel in Thais als westers schrift. Langs de wegen vind je regelmatig paaltjes met de wegnummers. Met een navigatiesysteem, de TomTom Go app, of een kaart van GT-Rider.com lukt het om op eigen houtje een mooie route samen te stellen. Houd er echter wel rekening mee dat mensen in kleine dorpjes langs de route nauwelijks Engels spreken, waardoor het soms wat handen- en voetenwerk vereist om de weg te vragen of eten te bestellen.
Vooral om die reden kan het juist ook heel fijn zijn om met een georganiseerde tour mee te gaan, zodat je je nergens druk om hoeft te maken. In Chiang Mai zijn er verschillende agency’s die motortochten organiseren, van een tot zeven dagen. Let goed op het programma, want vaak zijn ‘tourist traps’, zoals Longnecks of het Tiger Kingdom, in het programma opgenomen.
Wanneer te gaan?
De beste tijd om motor te rijden door het noorden van Thailand is tussen september en februari. Dit is de droge en koelere periode van het jaar, hoog in de bergen kan het zelfs koud zijn. Vanaf maart begint het al flink heet te worden en door de slash & burn-praktijken op het platteland, is de lucht grauw van de rook.